Een read/write versie van de zone. Voor elke zone moet er ergens een DNS server met een primaire versie van die zone zijn. De data van de zone kunnen bewaard worden in een tekstbestand of in Active Directory.
Een read-only zone versie van de zone. De data van de zone moeten afkomstig zijn van een andere (meestal) primaire versie van de zone. Op regelmatige tijdstippen kijkt de secundaire server of de zone op de andere server gewijzigd is. Wanneer dat het geval is, wordt de volledige zone overgehaald. Een secundaire zone kan niet in Active Directory bewaard worden.
Een stubzone is een soort van snelkoppeling. Ze bevat de lijst van de DNS servers die de echte informatie bevatten over de zone. Een stubzone kan bewaard worden in Active Directory. In tegenstelling tot een secundaire zone, is een stubzone nutteloos wanneer de DNS servers die de primaire en secundaire zones bevatten zijn uitgevallen. Een stub zone bevat de Start-Of_Authority (SOA record) voor de zone, de lijst van de nameservers (NS Records) en eventueel de zogenaamde glue-records. Dat zijn de adres (A records) voor de name servers.
Elk van die zones kan gecreëerd worden bij de Forward Lookup Zones of bij de Reverse Lookup Zones. Forward lookup zones worden gebruikt wanneer op basis van de naam een IP-adres moet gezocht worden. Een Reverse lookup zone wordt gebruikt wanneer een IP-adres moet worden omgezet naar een naam.
Dikwijls is er een één-op-één relatie tussen een zone en een domein. Maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Wanneer er subdomeinen zijn, kunnen die in aparte zones worden bijgehouden. Men spreekt in dat geval over een delegation. De hoofdzone van het domein delegeert het beheer van het subdomein aan een andere zone.