Eens je computer heropgestart, en voor we Hyper-V openen en naar de instellingen gaan, gaan we op onze computer twee mappen aanmaken.
Als best practice ga je deze op een “NAS1” zetten.
Hier in onze oefening mag je deze op één van je eigen harde schijven zetten. We gaan we dus op de “C:” 2 mappen maken, “VirtualMachine” voor de “virtuele machines” en “VirtualHD” voor de “virtuele harde schijven”.
Daarna mag je Hyper-V openen en een paar instellingen aanpassen.
Kies eerst jou computer aan de linkerkant van het scherm, en dan aan de rechterkant kies je voor
“Hyper-v-instellingen”.
Hier gaan we de locatie van je “Virtuele harde schijven” en “Virtuele machines” aanpassen, of beter, aangeven aan Hyper-V waar hij zijn virtuele harde schijf en zijn virtuele machine mag aanmaken.